Door naar iets te kijken, iets anders is volle glorie zien
– over de ervaring van het complementair contrast –
gepubliceerd op M. Motley op 20 april 2019
De Nederlandse beeldend kunstenaar Jan Andriesse schilderde in de jaren negentig de regenboog. Hij probeerde de regenboogspiegeling die wij waarnemen als zon en regen samen komen, te tonen op een doek aan de wand. Ik heb les gehad van Andriesse, hij vertelde dat hij geen idee had waar hij aan begon. Probeer kleuren maar eens transparant en vloeiend op een doek te krijgen. De kleuren moeten bovendien allemaal van gelijke helderheid zijn, dat lukte hem keer op keer niet. Tot het hem lukte.
In museum De Pont in Tilburg hangt zijn regenboog. Het doek is 3,5 meter hoog en 5,67 meter breed. Alle kleuren zijn inderdaad van gelijke donkerte, daarmee is het licht-donker contrast volledig afwezig. Eerst viel me op hoe breed het groene middenstuk was. Ik nam me voor volgende keer te kijken of dat in wekelijkheid ook zo is. Het doek hing aan een muur met een bankje ervoor. De kleur van de muur, het nét-niet wit, was van een andere helderheid dan de kleuren op het doek. Beïnvloedde dat het paars aan de linkerkant van het doek? ‘Paars?’ vroeg mijn kijkpartner. ‘Ik zie geen paars.’ ‘Nou ja, lila dan’, zei ik. ‘Nee, lila zie ik ook niet’. Zij zag aan de linkerkant van het blauw een lichtgrijs vlak. Ik zag lila. Even deden we welles nietes, tot ik een idee kreeg. We richtten onze blik op het geel op het doek en ik telde tot negen. Toen in één ruk, draaiden we onze blik naar uiterst links. Ze zag alle tinten paars van de wereld, hoe langer ze keek, hoe blauwpaarser het werd. Opgewonden probeerde ze het meteen nog eens. Het werkte weer. Daarna keken we met intense blik naar het middenstuk groen en vervolgens naar de uiterste rechterkant. Zagen we ooit mooier, dieper, levendiger rozerood? We konden er moeilijk mee stoppen. Mijn kijkpartner was nooit zo geïnteresseerd in mijn kleuronderzoek, maar toen riep ze zichzelf uit tot hoofdtester van mijn kleurengebeuren.
We hebben door naar iets te kijken, juist iets anders is volle glorie gezien. Ook Paul Cézanne is een meester van deze kleurwerking. Kijk maar eens naar de oranjerode daken in het dal voor zijn berg de Saint Victoire. Met een focus op de kleine oranje vlakken, vibreert niet alleen het blauw van de berg maar lichten er in het groene dal ook verschillende blauwe glinsteringen op. De geeloranje vlakken verdiepen het violet van de schaduwzijden van de berg. Door de kleuren zie je de verte, diepte, het licht van het moment. Voor sommige mensen is dit misschien niet meer dan een kijkspelletje of een truc. Voor anderen is het een manier om zich te verbinden met het moment van het kunstwerk en het kijken van de schilder. Deze contrastwerking helpt een visie over te brengen. Omdat het visuele vermogen van de toeschouwer wordt aangesproken, kan een kunstenaar met het werk iets over het kijkproces vertellen. Tijdens het schilderen van de kleuren vindt een diepe kijkervaring plaats. De glimp van die beleving van het kijken, die verwondering in het waarnemen, die zo persoonlijk is, kan overspringen en de toeschouwer aanraken. Opeens weet je dat je ziet wat iemand anders zag. In de verwondering van het visueel ervaren raak je elkaar.
De kleurenleer van Johannes Itten is gebaseerd op het idee dat je een kleur nooit afzonderlijk moet bekijken. ‘Het karakter en de werking van de kleur worden bepaald door zijn plaatsing ten opzichte van begeleidende kleuren’ voegt hij toe. Itten herkent zeven kleurrelaties, zeven verhoudingen tussen kleuren. De kleuren van Andriesse in zijn regenboog en de kleuren van Cézanne als hij zijn berg schildert, lijken elkaar op te roepen. Als we naar de een kijken, zie we de ander. Het zijn de complementaire kleurparen die dit met en voor elkaar doen. Zie je de pracht van de een, dan zie je de pracht van de ander. Deze paren hebben een wederkerige relatie. Zelfs als een van beide niet aanwezig is, zie je de ander toch. Dat gebeurt bij een nabeeld. Kijk je naar een rozerood vlak op een witte muur en je sluit je je ogen, dan zie je een blauwgroen vlak oplichten. Als er een grijs vlak naast het rozerode vlak staat, dan wordt naarmate je langer kijkt dat grijs groener en groener. Deze kleurparen zijn in staat elkaar te roepen tot de ander verschijnt.
Dat het roepen kan overgaan in schreeuwen, toont een affiche van het Duitse grafisch ontwerpbureau Hort. LO staat gestapeld op VE. De letters zijn puur rood op een achtergrond van complementair groen. Het is een interpretatie van de bekende gestapelde letters uit cortenstaal die de Amerikaanse kunstenaar Robert Indiana in 1970 ontwierp. De kleuren op het affiche duwen en trekken, vechten tot ik licht duizelig wegkijk. Vaker is geprobeerd de relatie tussen deze kleurparen aan liefde te verbinden. Vincent van Gogh schreef in een brief aan zijn zus over de kleurparen blauw-oranje, geel-paars en rood-groen, dat ze elkaar laten stralen en als stel geliefden, compleet zijn. Twee kleuren werken samen tot hun grootst mogelijke kleurgenot. Ze stuwen elkaar tot volle kracht. Compleet is het moment tussen kleuren en geliefden waarin even niets wordt gemist. Als verlangen ergens wordt ingelost is het hier.
Vincent van Gogh in een brief aan zijn zuster Willemine, Arles, c. 20 Juni 1888. ‘Cornflowers with white chrysanthemums and a few marigolds. There you have a motif in blue and orange. Heliotrope and yellow roses, motif in lilac and yellow. Poppies or red geraniums in bold green leaves, motif in red and green. There you have basics that one can subdivide further, can elaborate, but enough to show you without a painting that there are colours that make each other shine, that make a couple, complete each other like man and wife.’ Penguin Classics edition, Penguin Books Ltd, 1997.
Lees via deze link alle essays die ik voor mister Motley magazine over kleur schrijf >>