Artistic Research de Kleurenthriller | deel Bauhaus-Archiv
Een van de onderdelen van mijn ontwerpend onderzoek De Kleurenthriller is een archiefonderzoek van materiaal uit het Bauhaus-Archiv: Museum für Gestaltung in Berlijn. Het afgelopen halfjaar heb ik daar veel kunstwerken bekeken van Johannes Itten en zijn studenten (1919-1922) en van Josef Albers en zijn studenten (1927-1930). Ik heb stapels tekeningen, artikelen, zeefdrukken, schilderijen en kunstenaarsboeken in handen gehad. Elke ochtend stond mijn karretje met materialen klaar, samen met een paar witte handschoentjes, een pincet, een potlood en daar bovenop het naamplaatje ‘Frau Collé’.
Kijken met blote ogen
De mensen om mij heen aan de onderzoekstafels veranderden dagelijks. Veel kwamen alleen een ochtend rondneuzen of een uurtje om een bepaald artikel op te sporen. Kunstwerken uit het archief werden er niet veel opgevraagd. Vooral kunsthistorici kwamen langs om hun theorie aan te scherpen. Mij was het niet om de theorie te doen, ik wilde met mijn eigen ogen zien, live, hoe de kleurexperimenten van Itten en Albers van dichtbij werken. Ik wilde de kunstwerken in het echt zien, niet als afdruk in een boek en zonder glas ervoor.
Verzameling vraagtekens
Ik had het idee om die belevenissen en ervaringen direct meeslepend op te schrijven. Dat bleek naïef. Ik kan niet eens twee simpele dingen tegelijk doen, dus aandachtig kijken naar kleureffecten en tegelijk aansprekend schrijven, zat er niet in. Het werd: kijken, kijken, niet kijken, weer kijken, van de andere kant kijken, door mijn wimpers kijken en dan kort noteren wat ik zag. Mijn notitieboekje is (natuurlijk met potlood beschreven want een pen is verboden in de buurt van de kunstwerken) vooral een grote verzameling zinnen met vraagtekens.
En toen en toen?
Toen ik weer terug was in mijn atelier in Amsterdam wist ik niet zo goed wat ik met mijn onderzoeksresultaten moest doen. Ik had een map vol foto’s op m’n harde schijf, een boek vol potlood (aan)tekeningen, herinneringen en vooral veel zin om zelf kleurexperimenten te maken. Ik besloot weer aan de gang te gaan, maar mijn proces stokte. De herinneringen aan de werken die ik had gezien in het archief waren vage beelden die zo nu en dan opkwamen. De kennis die ik had opgedaan moest een vorm krijgen want nu was het eigenlijk niets. Bijna of ik er niet geweest was. Had ik eigenlijk iets van waarde voor mijn onderzoek gezien? Mijn materiaal moest ik samenbrengen, ordenen. Het moest iets worden waar ik op kan terugvallen, wat ik erbij kan pakken en erop kan naslaan.
Drie katernen
Uiteindelijk is dit deel van het onderzoek een boekband geworden met drie losse katernen. Een dik katern voor de kleurexperimenten van Itten en de studenten uit zijn ‘Vorkurs’. Een dunner katern voor het werk van Albers en zijn studenten. Het dikste katern is een beeldverslag van Albers Interaction of color uit 1963 met m’n aantekeningen:
‘Lichtgrijs, grijs, roze, lichtroze, mint, lila, citroen. De man kent z’n pastels.’
De katernen zijn zo groot als mijn hand. Het zijn geen reproducties, geen boeken om uit te geven. Ze zijn voor mij. Om me beter te herinneren. Nu mijn aantekeningen en het beeldmateriaal weer meerdere keren door mijn handen zijn gegaan, weet ik weer hoe veel geweldige dingen ik heb gezien. Het is bovendien goed dat ik het met eigen ogen heb gezien. Want de knagende vraag of ik niet belangrijke werken ivm de kleurenleer en de experimenten over het hoofd zag, kan ik nu beter geruststellen: Barbara was here.